Afbeelding van 1014404 via Pixabay
Geloven.
Wat betekent iets geloven?
Het werkwoord geloven veronderstelt altijd drie zaken: 1- er is iemand die gelooft, 2- er is iets wat geloofd wordt, 3- en er is een iemand die als bron van dat iets beschouwd wordt. Je gelooft iets van iemand. Het aardige van geloven is dat het drie variaties op deze betekenis kent.
Trouw. Peter-Arno Coppen – 8mei 2018 13:25.
1- Jij en ik
2- Redding in en door de Heere Jezus Christus.
3- God. Geopenbaard in drie personen. Vader, Zoon en Heilige Geest.
Jij gelooft, ik geloof, wij geloven. Geloven is een werkwoord. Maar hoe dan?
Het Woord wijst ons de weg.
Uw woord is een lamp voor mijn voet, en een licht voor mijn pad. Psalm 119:105
In het begin was het Woord, en het Woord was bij God, en het Woord was God.
Niemand heeft ooit God gezien; de eniggeboren Zoon, Die in den schoot van de Vader is, Die heeft Hem ons verklaard. Johannes 1:1 en 18
God, voortijds (in het Oude Testament) veel maal en op velerlei wijze, tot de vaderen gesproken hebbende door de profeten, heeft in deze laatste dagen (vandaag) tot ons gesproken door de Zoon;
Wie Hij gesteld heeft tot een Erfgenaam van alles, door Welken Hij ook de wereld gemaakt heeft;
Dewelke, alzo Hij is het Afschijnsel van Zijn heerlijkheid, en het uitgedrukte Beeld van Zijn zelfstandigheid, en alle dingen draagt door het woord van Zijn kracht, nadat Hij de reinigmaking van onze zonden door Zichzelf te weeg gebracht heeft, is gezeten ter rechter van de Majesteit in de hoogste hemelen; Zoveel treffelijker geworden dan de engelen, als Hij uitnemender Naam boven hen geërfd heeft. Hebreeën 1:1 t/m 4
Kort gezegd; Het Woord verteld ons precies wat geloven is en hoe wij dat doen, omdat de Zoon, Jezus Christus, vandaag spreekt door dat Woord, de Bijbel.
Hoe dan?
Het Oude Testament is één grote profetie, voorafschaduwing van de te verwachten Heere Jezus Christus, het Nieuwe Testament is één grote vervulling van die profetie, voorafschaduwing van de Heere Jezus Christus en Zijn toekomst.
Je zou het ook zo kunnen zeggen; Het Woord, de Bijbel is het boek van De Zoon.
En dat jij van kinds af de heilige Schriften geweten hebt, die jou wijs kunnen maken tot zaligheid, door het geloof, hetwelk in Christus Jezus is.
Al de Schrift is van God ingegeven, en is nuttig tot lering, tot weerlegging, tot verbetering, tot onderwijzing, die in de rechtvaardigheid is;
Opdat de mens Gods volmaakt zij, tot alle goed werk volmaakt toegerust.
2 Timotheüs 3:15 t/m 17
Het zijn de Schriften die ons wijs kunnen maken, laten we die Schriften onderzoeken.
Wat zegt het Woord Zelf over geloven?
Het geloof nu is een vaste grond van de dingen, die men hoopt, en een bewijs van de zaken, die men niet ziet. Hebreeën 11:1 – Staten Vertaling.
Nu is geloof de vaste grond van de dingen waarop wordt gehoopt, het bewijs van de dingen die niet worden gezien. Hebr. 11:1 – King James Version.
Nu is geloof de zekerheid dat waar we op hopen zal gebeuren en de zekerheid dat wat we niet kunnen zien, bestaat. Hebr. 11:1 – Internationale standaardversie.
Geloven is vertrouwen in een persoon, ding of concept.
Het Hebreeuwse Woord אָמַן kan vertaal worden met geloofde, bevestigen, ondersteunen.
Genesis 15:6
Het Griekse woord πίστις ( pístis ), kan ook worden vertaald als geloof, trouw of vertrouwen.
In Engelse vertalingen van het Nieuwe Testament komt het woord geloof over het algemeen overeen met het Griekse zelfstandig naamwoord πίστις ( pistis ) of met het Griekse werkwoord πιστεύω (pisteuo), wat betekent; vertrouwen, vertrouwen hebben, trouw zijn, betrouwbaar zijn, verzekeren.
We zien vanuit de grondtalen (Hebreeuws en Grieks) dat geloven in direct verband staat met vertrouwen. Maar ook met `trouw zijn aan` en `betrouwbaar zijn`.
Bijbels geloven
Het Bijbelse woord geloven houd o.a. in dat je, er in gelooft, het heeft je bevestigd, je ondersteund het, je geeft het je vertrouwen, je bent er trouw aan, omdat het betrouwbaar is.
Een mooi voorbeeld is Genesis 15:6.
En hij Abram geloofde in de HEERE; en Hij rekende het hem tot gerechtigheid.
Waar begint, ontstaat ons geloof?
Want iedereen, die de Naam van de Heere zal aanroepen, zal zalig worden.
Hoe zullen zij dan Hem aanroepen, in Welken zij niet geloofd hebben? En hoe zullen zij in Hem geloven, van Welken zij niet gehoord hebben? En hoe zullen zij horen, zonder die hun predikt?
En hoe zullen zij prediken, indien zij niet gezonden worden? Gelijk geschreven is: Hoe liefelijk zijn de voeten van degenen, die vrede verkondigen, degenen, die het goede verkondigen!
Romeinen 10:13 t/m 15
Geloof begint, ontstaat bij Het Woord. Jezus Christus is het Woord!
Dus door het horen van het Woord, begint, ontstaat het geloof in Jezus Christus.
Het Woord is meer dan het gepredikte Woord, het is Het Levende Woord, de Persoon, is niet rationeel maar Geest.
En ik, broeders, als ik tot u ben gekomen, ben niet gekomen met uitnemendheid van woorden, of van wijsheid, u verkondigende de getuigenis van God.
Want ik heb niet voorgenomen iets te weten onder u, dan Jezus Christus, en Die gekruisigd.
En ik was bij ulieden in zwakheid, en in vreze, en in vele beving.
En mijn rede, en mijn prediking was niet in bewegelijke woorden van menselijke wijsheid, maar in het laten zien van de geest en van kracht;
Opdat uw geloof niet zou zijn in wijsheid van mensen, maar in de kracht van God.
1 Korinthe 2:1 t/m 5
De Geest is het, Die levend maakt; het vlees is niet nut. De woorden, die Ik tot u spreek, zijn Geest en zijn leven. Johannes 6:63
Hoe werkt geloof dan, moet ik gaan geloven als een rationale keuze of is geloof een gave van God, die ik ontvang of niet?
Laten we eenvoudig het woord spreken.
Laat ons dan vrezen, dat niet te eniger tijd, de belofte van in Zijn rust in te gaan nagelaten zijnde, iemand van jullie schijnt achtergebleven te zijn.
Want ook ons is het Evangelie verkondigd, gelijk als hun; maar het woord van de prediking deed hun geen nut, omdat het met het geloof niet gemengd was in degenen, die het gehoord hebben.
Hebreeën 4:2
Maar zonder geloof is het onmogelijk God te behagen. Want die tot God komt, moet geloven, dat Hij is, en een Beloner is degenen, die Hem zoeken. Hebreeën 11:6
Ik bid u dan, broeders, door de ontferming van God, dat jullie je lichamen stelt tot een levende, heilige en God welbehaaglijk offer, welke is jullie redelijke godsdienst.
En wordt dezer wereld niet gelijkvormig; maar wordt veranderd door de vernieuwing van je gemoed (denken), opdat je moogt beproeven, welke de goede, en welbehaaglijke en volmaakte wil van God zij. Want door de genade, die mij gegeven is, zeg ik iedereen, die onder u is, dat hij niet wijs zij boven hetgeen men behoort wijs te zijn; maar dat hij wijs zij tot matigheid, gelijk als God iedereen de maat van het geloof gedeeld heeft. Romeinen 12:1 t/m 3
Aan wie heeft God de maat van het geloof gedeeld?
Aan de broeders.
Wat is `de maat` van het geloof die God de broeders gedeeld heeft?
Wat de `maat` van het geloof inhoud word in de verzen 4 t/m 6 uitgelegd.
Want gelijk wij in één lichaam vele leden hebben, en de leden alle niet dezelfde werking hebben;
Alzo zijn wij velen één lichaam in Christus, maar elkeen zijn wij elkanders leden.
Hebbende nu verscheidene gaven, naar de genade, die ons gegeven is,
Zo laat ons die gaven besteden, hetzij profetie, naar de maat van het geloof; hetzij bediening, in het bedienen; hetzij die leert, in het leren;
Hetzij die vermaant, in het vermanen; die uitdeelt, in eenvoudigheid; die een voorstander is, in naarstigheid; die barmhartigheid doet, in blijmoedigheid. Romeinen 12:4 t/m 8
De daar (Rom. 12:4 t/m 6) genoemde genade gaven worden door God of Christus of de Heilige Geest `uitgedeeld` (vgl. 1 Kor. 12:7 en 11; Efeze 4:7 t/m 12; Hebr. 2:4) in een bepaalde `maat` (deel, proportie, categorie) van `geloof`.
`Geloof` is hier niet het geloof, waardoor men gered wordt, maar het geloof voor het uitoefenen van deze genade gaven. (vgl. Mark. 11:23 en 24; 1 Kor. 12:9; en 13:2).
De nadruk valt in de tweede versregel op hekastõi (aan een ieder afzonderlijk).
De waarschuwing tegen zelfoverschatting heeft dus als motivatie, dat God `ieder`, dus ook de ander, een bepaald geloof en een bepaalde gave heeft toevertrouwd.
GELOVEN IS EEN WERK VAN DE MENS EN VAN GOD!
Dat zien we door heel de schrift heen.
Wij hebben een opdracht, aansporing gekregen door het Woord om ons te bekeren, en als wij in gehoorzaamheid aan dat woord ons bekeren, geeft God Zelf ons Zijn geloof wat wedergeboorte uitwerkt.
Bekeer je en geloof. Bekeer je, onderneem actie, en God geeft ons Zijn geloof wat wedergeboorte uitwerkt. We zien volledig de hand van God in redding van de mensen maar ook volledig de hand van de mensen in hun gehoorzaamheid aan God. Nee, niet een 50% God en 50% mens maar 100% God en 100% mens.
We worden opgeroepen ons te bekeren, Jezus aan te nemen. Dit lezen we o.a. in 2 Kronieken 7:14, 2 Kronieken 30:9, Ezechiël 18:21, Ezechiël 18:32, Joël 2:13, Zacharia 1:3, Mattheüs 4:17, Markus 1:15, Lukas 5:32, Johannes 1:12, Handelingen 2:38, Handelingen 3:19, Handelingen 17:30 en Handelingen 19:4.
Maar het Woord leert ook dat het een 100% werk van God is.
Daarom, mijn geliefden, gelijk jullie te allen tijd gehoorzaam zijn geweest, blijft, niet alleen zoals in mijn tegenwoordigheid, maar nu des te meer bij mijn afwezigheid, jullie behoudenis bewerken met vreze en beven, want God is het, die om zijn welbehagen zowel het willen als het werken in u werkt. (Filippenzen 2:12-13)
…zowel het willen als het werken in u werkt.
Bij hô en-ergôn (de inwerkende) moeten we denken aan inspireren en kracht geven. De Schrift leert niet, dat de mens niet zou kunnen tegenwerken (vgl. 1 kor. 9:17; 10:1-13). Maar wanneer een gelovige zich openstelt, zal God hem inspireren en ook kracht geven voor de uitvoering van Zijn opdracht (vgl. Fil. 1:6)
Niemand kan tot Mij komen, tenzij dat de Vader, Die Mij gezonden heeft, hem trekt; en Ik zal hem opwekken ten uitersten dage.
Er is geschreven in de profeten: En zij zullen allen van God geleerd zijn. Iedereen dan, die het van de Vader gehoord en geleerd heeft, die komt tot Mij.
Niet dat iemand de Vader gezien heeft, dan Die van God is; Deze heeft de Vader gezien.
Voorwaar, voorwaar zeg Ik u: Die in Mij gelooft, heeft het eeuwige leven. Johannes 6:44 t/m 47
Jezus zei tot hem: Ik ben de Weg, en de Waarheid, en het Leven. Niemand komt tot de Vader, dan door Mij. Johannes 14:6
Jezus zegt: Niemand kan tot Mij komen, tenzij dat de Vader Hem trekt;… Johannes 6:44
Jezus zegt: Niemand komt tot de Vader dan door Mij. Johannes 14:6
Deze uitspraken van de Heere Jezus laten prachtig zien dat de Vader en de Heere Jezus onlosmakelijk één zijn. Met andere woorden, niemand komt tot De Heere Jezus en de Vader dan door de Vader en de Heere Jezus.
Gelooft jij niet, dat Ik in de Vader ben, en de Vader in Mij is? De woorden, die Ik tot je spreek, spreek Ik van Mijzelf niet, maar de Vader, Die in Mij blijft, Dezelve doet de werken.
Gelooft Mij, dat Ik in de Vader ben en de Vader in Mij is; en indien niet, zo gelooft Mij om de werken zelf. Johannes 14:10 en 11
Ik en de Vader zijn één. Johannes 10:30.
Persoonlijk denk ik dat het heel belangrijk is om dit te begrijpen, dat de Heere Jezus en de Vader één zijn. Omdat zowel de Vader als de Heere Jezus Christus de Bron Zijn van ons geloof.
1- In Wie geloven wij?
Jezus Christus! Joh. 6:47
2- Waarom geloven wij in Jezus Christus?
Omdat Jezus Christus de gift van de Vader is! Joh 3:16
3- Hoe pakken we de gift aan van de Vader?
Door te geloven in Jezus Christus!
4- Waar brengt ons geloof in Jezus Christus ons naar toe?
Naar de Vader! Joh. 14:2 en 3
Terug naar Johannes 6:44 t/m 47
Heel scherp en duidelijk stelt de Heere Jezus dat het werk van God, Zijn Vader, onlosmakelijk verbonden is met het komen tot Hemzelf.
Het komen tot Jezus de Zoon, kan alleen maar omdat de Vader met Zijn kracht `trekt`.
Van Zichzelf zegt Jezus dat Hij als de door-zijn-kruisdood-heen verheerlijkte Heer allen tot Zich zal `trekken` (Joh. 12:32) Trekkend bewerkt God het komen te Jezus; in dat trekken komt Gods exclusieve genade tot uiting.
De Vader `trekt` ons door het geven van Zijn Zoon de Heere Jezus Christus. En dat is genade!
LET OP! Dat de Heere Jezus met een scherp `niemand` begint, zet een onheilspellend uitroepteken bij Zijn constatering dat de menigte niet tot Hem wil komen in geloof!
Johannes 6:45
Er is geschreven in de profeten: wijst op Jesaja 54:13 – En al uw kinderen zullen van de Heere geleerd zijn, en de vrede van uw kinderen zal groot zijn.
De Heere Jezus geeft dit vrij weer en past dit op de situatie met de menigte nu: zo trekt de Vader mensen! (De Vader trekt de mensen door Zijn Zoon de Heere Jezus)
LET OP! Zo trekt God de Vader mensen; Hij zal hen zelf onderwijzen. Iedereen die hoort, die zijn oor in gehoorzaam geloof blijft richten op het onderwijs dat van (para) Hem komt, zal een `onderwezene van God` zijn en zal dus tot de Heere Jezus komen. Blijvend `horen` (geestelijk luisteren) opent de weg voor het `leren` (het gehoorde aannemen), wat het komen tot Jezus bewerkt (een discipel, volgeling van Jezus worden en blijven; mathetes, `discipel` heeft dezelfde stam als mathôn, `geleerd hebbende`). Vgl. 1 Joh.2:27
Johannes 6:46
Jezus zegt niet dat het `van God geleerd zijn` en het `van de Vader horen` (Joh.6:45) iets is dat rechtstreeks, van aangezicht tot aangezicht gebeurd. God is nooit door iemand gezien, zie Joh. 1:18; 1 Joh. 4:12; dat is immers niet mogelijk voor een mens. (vgl. Ex. 33:20).
Uiteraard bedoeld Jezus Zichzelf als Hij zegt: …dan Die van God is; Deze heeft de Vader gezien.
Vandaar dat juist Jezus Degene is die de wil van de Vader komt volbrengen (Joh. 6:38 t/m 40), Die gezonden is om het volk te laten horen en te leren over Gods heilsplan (Joh. 6:45!). Hij is de Middelaar tussen God de Vader en de mensen.
Johannes 6:47
De Heere Jezus vat alles wat Hij gezegd heeft nog eens krachtig samen: `die in Mij gelooft heeft eeuwig leven`.
LET OP! Het `geloven in Mij` omvat alles wat Jezus dusver heeft gezegd over het komen tot Hem: de Vader die de gelovende aan de Zoon geeft (Joh. 6:37 en 39), en die trekt (Joh. 6:44), de Zoon die de wil van de Vader aan de gelovige volbrengt (Joh. 6:38-40), de gelovige die hoort en leert (Joh. 6:45), en die in de Heere Jezus gelooft (Joh. 6:29, 35, 40).
Zonder eis eme, `in Mij` (zoals verschillende handschriften hebben), is de gelovende nog absoluter gesteld: het gaat voor wat de mensen betreft om het persoonlijke geloof. Uiteraard is dat het geloof in de Heere Jezus en Zijn Vader.
Hij die gelooft, `heeft eeuwig leven`( Joh.6:27,40). Daarmee vat Jezus samen wat Hij heeft gezegd over de gevolgen van het komen tot Hem: de gelovige zal nooit meer geestelijk hongeren en dorsten (Joh. 6:35), De Heere Jezus zal de gelovige geenszins uitwerpen (Joh. 6:37), en niet verloren laten gaan (Joh. 6:39), maar opwekken op de laatste dag (Joh. 6:34:39, 40, 44).
Conclusie: Geloven is ergens vast van overtuigd zijn, werkelijk menen dat het zo is. Geloven is ook zich met anderen achter een samenhangend geheel van overtuigingen scharen. De clou van geloven is dat geloof en kennis elkaar niet uitsluiten.
Dit sluit precies aan bij het feit dat geloven `vertrouwen` is. Je gelooft in de Heere Jezus = Je vertrouwd (het volbrachte werk van) de Heere Jezus. Dat is de 100% van de mens.
En vertrouwen leidt tot handelen in vertrouwen, de werken van geloof.
De Heilige Geest overtuigd toch van zonde?
Maar de Heilige Geest dan? Die overtuigd de mens toch van zonde? Als de mens niet van zonde overtuigd is, heeft hij toch ook geen Redder nodig?
Laten we dit Schriftgedeelte eerst even lezen – En Die ( De Heilige Geest) gekomen zijnde, zal de wereld overtuigen van zonde, en van gerechtigheid, en van oordeel:
Van zonde, omdat zij in Mij niet geloven; Joh. 16:8 en 9
De Heilige Geest overtuigd de mens inderdaad van zonde, maar niet van de zonden die we als mens allemaal doen (die zijn door Jezus weggenomen Joh. 1:29) maar Hij overtuigd de mens van het niet geloven in Jezus Christus!
Tot slot een prachtig voorbeeld.
Vraag: Geloof is toch een gave van God? Je moet dan toch afwachten tot God je die gave geeft?
Antwoord:
In Katwijk hield een evangelist een straatprediking en riep de mensen op om zich te bekeren en te geloven in de Heer Jezus Christus. Een dikke visser stond wat geërgerd te luisteren en riep ineens. ‘Meneer, het geloof is een gave Gods’. Hij wilde daarop weglopen, maar de evangelist riep hem toe: ‘Meneer, wacht even’. De man bleef staan en de evangelist bladerde vlug in zijn bijbeltje. Hij vond de plaats die hij zocht en las met luide stem: ‘Ja ook dat ieder mens eet en drinkt en het goede geniet van al zijn arbeid: dit is een gave van God’. Deze uitspraak staat in Prediker 3:13 (St. Vert.) en wordt in Prediker 5:18 nog eens herhaald. De evangelist sloot zijn bijbeltje en zei tegen de Katwijker: ‘Ik zie dat u van deze gave van God van eten en drinken, een goed gebruik hebt gemaakt. Een gave moet je aannemen en zo moeten wij de gave van het geloof aannemen, want God wil ons die geven’. En zo is het!
Een andere sprekende tekst in dit verband is Handelingen 11:18. Als de oudsten te Jeruzalem het verslag van Petrus over zijn bezoek bij Cornelius hebben gehoord, zeggen ze: ‘Zo heeft dan God ook de heidenen de bekering gegeven ten leven’. Dat wil dus zeggen dat God aan de heidenen de gelegenheid gaf de prediking te horen en zich te bekeren. Zo is het ook met de gave van het geloof. God wil dat de mens gelooft. En Hij geeft de mens de mogelijkheid om te geloven. Een gave moet je aannemen. Van een gelegenheid moet je gebruikmaken, zo simpel is dat.
Maar Jezus zei: ‘Ik ben de opstanding en het leven. Wie in Mij gelooft zal leven, ook wanneer hij sterft, en ieder die leeft en in Mij gelooft zal nooit sterven. Geloof je dat?’
Johannes 11:25-26
Studie samengesteld door Nicky Moolenaar.
Bronnen studie: Bijbel (St.vert.) Studie Bijbel IDR en CvB, Huisgemeente Zeeland, Jaap Fijnvandraad, Trouw.nl en Ency.nl